Back to Home Page NIW
Vrijdag 22 april 2005 | 13 Niesan 5765
Een staaltje van morele plicht

G. PHILIP MOK

Ben ik een kind van de rekening? Ooit was ik dat, ten dele. Hoe dan ook: zo heet het boek dat Vrij-Nederland journaliste Elma Verhey heeft geschreven over het beleid van de kinderbeschermings-instellingen die zich na de Tweede Wereldoorlog hebben ontfermd over de joodse oorlogswezen. Niet alleen mijn naam en een deel van mijn persoonlijke geschiedenis voor in dit boek, net als trouwens in haar eerste boek over dit onderwerp getiteld Om het joodse kind, alle lotgevallen erin ken ik al jaren. Dat eerste boek kwam tot stand nadat Elma Verhey op het idee was gekomen een stuk voor Vrij Nederland te schrijven over Rotary International; omdat ik toen juist gekozen was tot nederlandse districtsgouverneur, kwam zij bij mij terecht, een collega.

Zij vroeg mij, in 1988, hoe ik de oorlog was doorgekomen en informeerde naar mijn lotgevallen na de oorlog. Ik heb haar toen verteld hoe ik na een nacht in de Hollandsche Schouwburg door mijn wanhopige ouders mee ben gegeven aan mevrouw Dina Molenaar-Appelman uit het Noord-Hollandse Hoorn. Daar zat ik met nog twaalf andere onderduikers. Als enige overleefde ik. De boel in Hoorn werd verraden, waarop de Molenaars en hun vier eigen kinderen moesten vluchten en ikzelf begon aan een zwerftocht langs circa vijftien onderduikadressen - net als Ed van Thijn, die op het prachtig symbolische aantal van achttien adressen uitkwam; het cijfer achttien staat voor chai oftewel leven. Hij belandde tot tweemaal toe in Westerbork en zijn ouders overleefden de oorlog; zijn grootouders niet en dát zie en voel ik als een speciale band met hem. Ikzelf werd bevrijd in Eibergen, vlakbij de Duitse grens.

Ik heb zojuist zijn magistrale boekje Achttien adressen ademloos uitgelezen."Ik ben één van jullie" heeft Van Thijn een aantal jaren geleden tijdens het aan onder en weer opgedoken kinderen gewijde congres in de Mokumse Rai gezegd. Ik vond toen dat hij met z'n opmerking dat hij zijn ambtsketen had thuisgelaten, een tikje te veel koketteerde. Ook zonder dit 'gebaar' had en heeft hij gewoon alle reden om apetrots te zijn op wat hij heeft bereikt. Ik deel zelden zijn politieke opvattingen, maar waardeer hem als persoon en als schrijver. Velen van ons zijn trouwens zoals dat heet 'goed terechtgekomen'.

Ook Elma Verhey waardeer ik. Zij vatte het plan op een stuk over de Bergstichting te schrijven, maar verzamelde daartoe zoveel materiaal dat er uiteindelijk dat boekwerk Om het joodse kind uit is voortgekomen. Een niet onbelangrijk deel van haar jongste boek Kind van de rekening bevat dezelfde informatie. Maar ditmaal is ze verder gegaan en heeft ze zich ook verdiept in de manier waarop de voogdij-instelling Le Ezrath Hajeled (Het kind ter Hulpe) is omgesprongen met de erfenissen van de joodse oorlogswezen van wie ik er eentje ben.

Toen zij mij tijdens haar laatste onderzoek vroeg of er naar behoren met mijn op het verlies van Al de Mijnen gebaseerde kapitaaltje is omgesprongen, heb ik chenebbisj kunnen getuigen hoe de fiets die ik van mijn uit erfenisgeld bestaande spaarbankboekje had mogen kopen, tijdens mijn militaire diensttijd koudweg aan een ander kind was weggegeven. Een frustrerende ervaring die mij zelfs vandaag nóg bij het denken aan de BS ironisch doet verzuchten dat ik 'mijn fiets terug wil hebben'.

Wij hebben het, achteraf bezien, als weeskinderen best goed gehad en mochten elke opleiding volgen. Maar in dit opzicht zijn mijn 'broertjes en zusjes' die naar Israël werden geloodst op rampzalige wijze bedonderd. Ikzelf bleef op bevel van de rechter in Nederland. Mijn geld dat ik na mijn 21ste verjaardag kreeg was deugdelijk belegd in staatsobligaties en ik heb er tijdens een zitting van het Amsterdamse Kantongerecht voor moeten tekenen - natuurlijk zonder alles te hebben nagerekend. Ik denk dat de meesten van ons destijds hebben gemeend dat het allemaal wel goed zou zitten - wat niet waar was.

Nu ik het voortreffelijke boek van Elma Verhey heb gelezen realiseer ik mij hoe argeloos wij destijds vertrouwen koesterden in leiding en bestuurders van voogdij-instellingen en kindertehuizen. Ik vrees dat het klopt wat Elma Verhey schrijft over Leo Cohen z.l. die adjunct directeur van de BS is geweest en met een groep van onze kinderen als idealistische zionist naar de kiboets Kvar Am is gegaan, namelijk dat hij de financiële bescheiden van de destijds minderjarige kinderen na zijn terugkeer in Nederland heeft vernietigd, denkelijk omdat er gelden zijn besteed aan uitgaven (een tractor, gereedschap, huisraad) voor de kiboets. Ik ken tal van zo bestolen kinderen. Dat poetst de liefde niet weg die Leo en Riek Cohen en ook het niet joodse directie echtpaar Jan en Tine Reitsema toch voor ons hebben gevoeld en aan ons hebben gegeven.

De schatrijke stichtingen die zich over ons hebben ontfermd, hebben pleeggelden in rekening gebracht en die van de tegoeden van de kinderen afgetrokken. Het goed recht van voogden? Misschien. Maar ethis gezien heeft Verhey gelijk nu zij in haar boek concludeert: "Het pleidooi om het vermogen van de oude joodse kinderinstellingen te verdelen onder de nog levende oorlogswezen en dat geld niet toe te voegen aan JMW zoals in de bedoeling ligt, heeft (..) aan legitimiteit gewonnen". JMW dient dit toe te geven en daar naar te handelen, als een staaltje van geërfde morele plicht.

Copyright: Mok, G. Philip

Lezersreacties
Geef uw reactie

top