Nieuwsbrief
Artikelen
Prikbord
Help ons
Petitie


Trouw
www.trouw.nl - dinsdag 7 februari 2006

De
'Uittocht der schilderijen', toegeschreven aan Francois Bunel, hangt nu nog in het Mauritshuis. De Goudstikkers worden weer eigenaar. | © Vrij Nederland

Goudstikker-collectie / Elk museum heeft ze
door Cees Straus

Het zijn er vooral véél, de schilderijen uit de Goudstikker-collectie. Maar echte topstukken, zoals een Rembrandt, zitten er niet bij. Als de familie Goudstikker de doeken mee naar huis wil nemen, verliezen de musea vooral ’volume’. En Italiaanse kunst.

Het is het zwartst denkbare scenario voor de musea, maar ze maken zich er terecht grote zorgen over. Gesteld, zo denken ze, dat de erven Goudstikker echt al hun rechtmatig bekomen kunst uit de Nederlandse musea opeisen en die ook daadwerkelijk uit Nederland weghalen, wat betekent dat voor hun aanzien?

Allereerst: het gaat om welgeteld 202 werken, volgens de Restitutiecommissie. Ze vormen onderdeel vormen van de oorspronkelijke claim van 267 werken. De schilderijen komen op een aantal uitzonderingen na uit een groot aantal musea. De Goudstikker-schilderijen zijn overal. Dat zijn in Amsterdam het Rijksmuseum, Van Gogh Museum, Amsterdams Historisch Museum en Stedelijk Museum; in Den Haag de Schilderijengalerij Prins Willem V, Het Mauritshuis en Museum Bredius; in Rotterdam Boijmans Van beuningen; in Utrecht het Centraal Museum; in Enschede het Rijksmuseum Twenthe, in Delft het Prinsenhof; in Haarlem Frans Halsmuseum; Bonnefantenmuseum in Maastricht, in Den Bosch het Noordbrabants Museum, in Gouda het Stedelijk Museum Catharinagasthuis, in Dordrecht het Dordrechts Museum, in Leiden het Stedelijk Museum De Lakenhal en tenslotte het Jachtmuseum in Kasteel Doorwerth in Doorwerth.

Al deze kunst maakt deel uit van de ’collectie Nationaal Kunstbezit’, afgekort NK. Beheerder is het Instituut Collectie Nederland in Amsterdam, die op zijn beurt de werken in langdurig bruikleen aan de eerder genoemde musea heeft gegeven. Een uitzondering vormen de twee rijksmusea wier bezit rechtstreeks van de staat komt. Bij de musea moeten ook overheidsinstellingen worden gevoegd, zoals ministeries en ambassades waar mogelijkerwijs werken uit de handelsvoorraad van Goudstikker hangen. Over deze verblijfplaatsen is weinig bekend.

Over de omvang van wat Jacques Goudstikker kort voor zijn dood in 1940 in portefeuille had – zeg maar de reguliere totale handelsvoorraad van oude meesters met uitzondering van de vroeg modernen als Van Gogh, Breitner en Jan Sluyters - bestaat trouwens nog grote onzekerheid. De schattingen op dit punt gaan tot 1200 objecten (voornamelijk schilderijen, ook tekeningen). Daar kan een groep van 100 sculpturen bij worden geteld. Van zeker de helft van dit aantal is niet bekend of ze nog bestaan en zo ja, waar ze zich dan bevinden.

De 202 werken in Nederlandse gebouwen zijn in meerderheid van Noord- en Zuid-Nederlandse makelij. Wie de lijst van de in de musea ondergebrachte werken bestudeert, komt tot interessante constateringen.

Zo is de aanwezigheid van de belangrijke schilders uit de Gouden Eeuw, anders dan vaak wordt gedacht, niet overmatig groot. Met namen als die van Jan van Goyen, Ferdinand Bol, Aelbert Cuyp, Gerrit Dou, Gerrit Berckheyde, Jan Steen, Jan van Kessel, Pieter Koninck, Anthonie van Dijck, Gabriel Metsu, Nicolaes Maes, Anthonie Palamedesz, Willem van Mieris, Ter Borch, Emanuel de Witte en Jan van Goyen is de 17de eeuw weliswaar goed vertegenwoordigd, maar toppers als Rembrandt, Vermeer, Abraham Bloemaert, Aert de Gelder, Frans Hals, Paulus Potter, Philip Wouwerman en Meindert Hobbema ontbreken.

Dat geldt ook voor de Italianisanten en de Utrechtse Caravaggisten die na de Tweede Wereldoorlog in trek raakten, maar kennelijk niet geliefd waren in het interbellum. Voor de musea is dat een geluk bij een ongeluk. De vervangingswaarde van een Jan van Goyen, van wie nog regelmatig werken (zij het van mindere kwaliteit) op de markt komen, is beduidend lager dan de veel zeldzamere Rembrandt of Vermeer.

Ook Vlaamse meesters waren in de Goudstikker-collectie niet echt goed vertegenwoordigd. Je treft op de lijst een portret van een arts van Jacob Jordaens aan, een cluster van verscheidene Van Ostades (Adriaen zowel als Isaac) en meer werken van zowel Breugel als David Teniers, maar bijvoorbeeld geen Rubens. En: de Jordaens kan wel eens een navolger zijn, waardoor de vervangingsprijs nog veel lager zal uitvallen.

Er is één groep schilderijen die, als ze naar de privévertrekken van de familie Goudstikker zouden verhuizen, wel opvallend zouden gaan ontbreken in de Nederlandse musea. Van groot artistiek (en dus ook financieel) belang zijn wel de Italianen.

Zo heeft het Bonnefantenmuseum in Maastricht een groep van zeker dertig vroeg-renaissance schilderkunst uit Italië, onder wie een buitengemeen ontroerende madonna met Kind van Filippo Lippi. Onder de Italianen van iets jongere datum in de collectie-Goudstikker duiken namen op van Longhi, Canaletto, Veneziano, Pittoni en Tintoretto.

Dat Goudstikker zich niet uitsluitend in vroege Italianen specialiseerde, maar ook gedacht moet hebben aan verzamelaars van Nederlandse en Duitse tijdgenoten, bewijzen namen als Henri met de Bles, Jan Mostaert, Petrus Christus, J. Cornelisz van Oostsanen en enkele noodnamen als de beroemde Meester van de Vrouwelijke Halffiguren (die al sinds de 19de eeuw het publiek fascineert), de Meester van de Virgo inter Virgines van wie het Rijksmuseum een voorstelling van de opstanding heeft en de Brunswijkse Monogrammist.

Met het verdwijnen van de Goudstikker-stukken lopen de musea dus wel degelijk schade op. Op twee punten: qua volume boeten de musea die nu nog over clusters van werken beschikken, fors in. Dat geldt in de eerste plaats voor het Bonnefanten in Maastricht, maar ook voor het stedelijk museum Het Prinsenhof in Delft, dat zelf geen al te grote verzameling bezit. Het Boijmans in Rotterdam beheerde zestien werken, waaronder een kostbaar landschap van Claude Lorrain. Het Rijksmuseum in Amsterdam zal met pijn het rivierlandschap van Salomon van Ruysdael van de muur moeten halen. Maar wat de kwaliteit betreft is deze ramp voor de meeste andere musea wel te overkomen.

De schilderijen die het Rijksmuseum kwijtraakt

Het Rijksmuseum in Amsterdam heeft vijftien schilderijen uit de Goudstikker-collectie. Het hangt van de familie Goudstikker af of die in de musea blijven.

Voor het publiek te zien is nu alleen Salomon van Ruysdael: ’Rivierlandschap met veerpont’. Veertien schilderijen liggen daarnaast in depot:

  • Jan van der Heyden: ’Zijaanzicht op kasteel Nijenrode’.
  • Jan Steen: ’Het offer van Iphigeneia’. Gerard ter Borch: ’ Portret van Cosimo III in harnas’.
  • Anghiari-meester: ’De triomf van Aemilius Paulus’. Meester van de Virgo inter Virgines: ’De opstanding van Christus’.
  • P.G.van Roestraten: ’Stilleven met pul’.
  • Th. de Keyser (of omgeving): ’Godard Adriaen, baron van Rede te paard’.
  • Isaac van Ostade: ’Stalinterieur met spelende kinderen’ (coll. ICN).
  • Pieter de Molijn: ’Landschap met wolfabriek’. (coll. ICN).
  • Jacob van Ruisdael: ’Schepen op een turbulente zee’ (coll. ICN).
  • A.P. van de Venne: ’Victorie geeft een lauwerkrans aan Frederik Hendrik’(coll. ICN).
  • F.P.S. Gerard: ’Caroline van Sicilië’.
  • Anonieme Zuid-Nederlandse meester, 17de eeuw, ’Vrouwenfiguur met twee putti.

Copyright: Trouw

Lezersreacties
Geef uw reactie

top