Nieuwsbrief
Artikelen
Prikbord
Help ons
Petitie


Trouw
www.trouw.nl - woensdag 3 mei 2006
door Wybo Algra

Oorlogstrauma niet overdraagbaar op kind
Psychiater: Wetenschappelijk bewijs ontbreekt

De wijdverbreide gedachte dat partners en kinderen van oorlogsslachtoffers zelf ook een oorlogstrauma kunnen ontwikkelen, berust op drijfzand.

Dat stelt psychiater Arend Veeninga in het Maandblad Geestelijke volksgezondheid, dat zaterdag verschijnt. „Familieleden noemen wel eens dezelfde klachten als mensen die zelf traumatische oorlogservaringen hebben meegemaakt: angst, spanning, slapeloosheid en zelfs herbeleving”, zegt Veeninga. „Veel behandelaars spreken dan van een ’secundair trauma’. Maar er zijn geen wetenschappelijke bewijzen dat dit ziektebeeld bestaat.”

Veeninga is voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie en werkt in het Sinai Centrum in Amersfoort, dat zich toelegt op de behandeling van slachtoffers van oorlog en geweld. Daar raakte hij geïnteresseerd in de vermeende ’besmettelijkheid’ van oorlogstrauma’s. Niet alleen voor familieleden, ook voor behandelaars die veel met getraumatiseerde mensen werken.

„Er is onderzoek naar gedaan, onder meer bij Vietnam-veteranen en familieleden van slachtoffers van de holocaust”, ontdekte hij. „Maar dat onderzoek kan de toets der kritiek zelden doorstaan.” Zo zag hij studies met een duidelijke ’voorselectie’ van proefpersonen die al onder behandeling waren, of al meenden een secundair trauma te hebben.

Ook vond hij wetenschappelijke studies die juist níet wijzen op het bestaan van secundair trauma. Uit een overzicht van onderzoeken onder kinderen van holocaustslachtoffers bleek dat deze mensen over het algemeen redelijk tot goed functioneerden. Alleen op ziekte of ingrijpende gebeurtenissen reageerden ze gevoeliger. „En dat is iets anders dan het hebben van een posttraumatische stress-stoornis.”

Veel partners en kinderen van oorlogsslachtoffers hebben absoluut problemen, benadrukt hij: „Daar wil ik niets aan afdoen. Vraag is alleen hoe dat komt: door het verhaal van hun naaste, waardoor deze mensen zelf een trauma oplopen, of door het agressieve gedrag of het aanhoudende zwijgen van een oorlogsslachtoffer? Het laatste ligt veel meer voor de hand.”

In die zin, zegt hij, onderscheiden partners en kinderen van oorlogsslachtoffers zich niet van familieleden van verslaafden of psychiatrisch patiënten. „Maar een secundair oorlogstrauma klinkt gewoon beter dan lijden onder een alcoholische vader.” Hij signaleert in de hele samenleving toch al een groeiende neiging van mensen om zich als slachtoffer te zien van welk –vermeend– trauma dan ook.

Maar de ’status’ van het trauma heeft zijn prijs: „Als familieleden van slachtoffers de oorlog de schuld blijven geven van hun eigen psychische toestand, komen ze niet aan de werkelijke problemen toe. Ze blijven steken in hun slachtofferrol en staan zo genezing in de weg.”

Copyright: Trouw

Lezersreacties
Geef uw reactie

top