Back to Home Page NIW
Vrijdag 6 mei 2005 | 27 Niesan 5765
Tranen, maar ook van vreugde

G. PHILIP MOK

Eerst even dit: in het vorige NIW heb ik aandacht besteed aan Kind van de rekening van Vrij Nederland journaliste Elma Verhey. Ik kreeg haar boek nog voor publicatie. Inmiddels is het gepresenteerd in het bureel van Oorlogsdocumentatie (het NIOD) aan de Amsterdamse Herengracht. Elma Verhey heeft zich terdege verdiept in de problematiek van de Joodse oorlogswezen, onder wie de eertijdse kinderen van de Bergstichting in Laren, van wie er velen in Israël zijn terechtgekomen.

Drs. H.G. Vuijsje, algemeen directeur van Joods Maatschappelijk Werk, wiens organisatie de vroegere Joodse Voogdij-instellingen wil opheffen om zich te ontfermen over het resterende miljoenenkapitaal van onder meer Le Ezrath Hajeled (Het Kind ter Hulpe), toonde zich als enige aanwezige woedend. Hij verwijt Verhey en medeonderzoekster Pauline Micheels 'geen degelijk research' te hebben gepleegd. "Kijk maar eens op de website van JMW, ik heb het allemaal uitgezocht en alle beschuldigingen dat mensen van de Voogdij-instellingen zich ten bate aan de gelden van oorlogswezen hebben vergrepen, degelijk weerlegd. Ik heb ook jou nog geciteerd", zei Vuijsje tegen mij.

Ik heb de website opgezocht om te zien hoe degelijk Vuijsje de visie weerlegt van prof.dr. J.C.H. Blom, die over Elma Verhey's werk meldde: "Een fascinerend boek, dat glashelder laat zien hoe gedurende de eerste jaren na de oorlog, ook als het om Joodse oorlogswezen ging, de individuele belangen ondergeschikt werden gemaakt aan als van een hogere orde aangemerkte collectieve doeleinden." Laat mij opmerken dat de problematiek te ingewikkeld is om er recht aan te doen in de luttele woorden die deze column kan bevatten. Hoe dan ook ik ken te veel gevallen waarin wat Elma Verhey meldt juist is. Zo geloof ik dat Mimi Pfingst-Gutmann en haar zuster wel degelijk ten onrechte van hun erfgelden zijn 'ontdaan'. Het is maar een voorbeeld; ik ken er vele.

Vanzelfsprekend heb ik opgezocht waar Vuijsje citeerd uit een reportage die ik voor NIW 23/4/2004 schreef over een reünie van de vroegere pupillen van Joodse kindertehuizen, vlakbij waar eens de Bergstichting stond. Hij citeerd het slot, over de band tussen deze voormalige kinderen, dat ik hierbij herhaal: "Het is laat geworden, op de avond van de Jom Hajoa aan de Laarnse hei. Ik heb mijn 'broertjes' en 'zusjes' weergezien en zal die herinnering blijven koesteren, zoals ook de anderen dat zullen doen. Als ik wegrijd van de parkeerplaats, zingt door mijn hoofd de oude Israëlische schlager: "Hachaweriem chozeriem habajta', de vrienden keren juiswaarts."

Ook Elma Verhey heeft in haar boek woorden van mij geciteerd. Maar zij heeft mijn woorden echt en terecht aan mij toegeschreven, terwijl Vuijsje bovenstaande zinsneden toeschrijft aan 'Gerry Polak, zelf een oorlogswees'.

Laat mij drs. Vuijsje verzekeren dat ik niét Gerry Polak ben, al zijn wij dan bevriende voornaamgenoten; ik ken hem van vroeger toen hij een voortreffelijke doweer tsahal (woordvoerder van het Israëlische leger) was; hij bezit een grafisch bedrijf en woont in Jeruzalem. Wie kritiek op een ander levert - in dit geval op Elma Verhey - omdat die 'niet goed gelezen' zou hebben, en/of slordig te werk zou zijn gegaan, moet zich schamen zelfs de persoon van iemand uit wiens reportage hij citeerd met die van iemand anders verwisseld te hebben. Met zulke slordigheid is de geloofwaardigheid van wat Vuijsje heeft geschreven suspect geraakt en is zijn toch al moeizame argumentatie, gericht tegen wat Elma Verhey uit dossiers en uit de monden van eerbiedwaardig grijs geworden 'kinderen' heeft opgetekend, ondergraven. Tot zover deze affaire.

Nu ik dit opschrijf is het opnieuw de tijd van de Jom Hasjoa die dit jaar samenvalt met de jaarlijkse 4e mei herdenking die ik altijd doorleef in de voormalige Hollandsche Schouwburg, waar ik vijf jaar jong afscheid heb moeten nemen van mijn grootmoeder Alida Peereboom-Peeper, van mijn tante Jette Peereboom... ach, hemel... Laat ik nu vermelden hoe mijn oude vriend Leendert Stouwer, overlevende van de kampen, zich bij de laatste herdenking in Buchenwald, waar zijn broer op het laatst van de oorlog is gestorven, als enige jood uit Nederland ten diepste eenzaam heeft gevoeld. Ik deel in zijn onherstelbaar gemis en voelde mij machteloos bij zijn verhaal, machteloos omdat ik daar niet was.

Maar wij gedenken nu ook, met gepaste vreugdetranen, dat wij zestig jaar geleden bevrijd zijn én Israëls onafhankelijkheidsdag. Naast het droeve herinneren is er reden tot blijdschap, om eigen overleven én om Israëls bestaan. Een aantal jaren geleden is, naar te vrezen valt om 'politieke-correcte' redenen, in de Hollandsche Schouwburg het zingen van het Hatikva afgeschaft en vervangen door het Wilhelmus, waardoor de aanwezige joodse rouwenden zich altijd ietwat gegeneerd tonen. Ik heb dit jaar bij onze eigen Jom Hasjoa, met het orange van het bedreigde Goesj Katif in gedachten, al zingend in de tekst van het Hatikva een kleine aanvulling aangebracht: 'Lehijot am chofsi BECHOL artseinoe', wat wil zeggen 'Héél ons land'. Hoe tragisch toch dat 't juist nu nodig is om hierbij stil te staan.

Copyright: Mok, G. Philip

Lezersreacties
Geef uw reactie

top