Vrijdag 14 october 2005 | 11 Tisjrei 5766 Opinie |
Door Avraham Roet
De discussie tussen de weeskinderen die onder de voogdij stonden van
Le-Ezrath Ha-Jeled en het huidige Joods Maatschappelijk Werk
(JMW) schaadt de Nederlands Joodse gemeenschap en hieraan moet zo
spoedig mogelijk in consensus met beide partijen een eind worden
gemaakt.
Na de publicatie van het boek Het kind van de rekening van Elma Verhey
is opnieuw interesse ontstaan voor de houding van Joodse instituten
betreffende het restitueren van tegoeden in het algemeen en specifiek
door het JMW, echter ook door OPK en anderen.
Dit onderzoek werd opgedragen aan Elma Verhey en Dr. Pauline Micheels.
De eerste een bekende journaliste en de tweede een bekende historicA.
Dit onderzoek heeft nogal lang geduurd, mede om de medewerking van het
JMW te verzekeren en tevens omdat er beperkte onderzoeksmiddelen ter
beschikking waren.
Terecht heeft de Nederlands Joodse gemeenschap In Israël, op verzoek
van weeskinderen, een onderzoek laten instellen naar het beheer van de
gerestitueerde bedragen van de weeskinderen door OPK, JMW en overige
instellingen. Wij zagen geen onderscheid wat restitutie betreft van
oorlogstegoeden tussen Joodse en niet-Joodse instanties.
Met grote verbazing hebben wij de ontwikkelingen gezien na de publicatie
van dit boek. Inplaats van medeleven te betonen aan de wezen begon er
meteen een aanval op de integriteit van de schrijfsters, het boek en de
weeskinderen zelf.
Men had verwacht dat het bestuur van de JMW hier afstand van zou nemen,
maar het bestuur van JMW bestuur nam een afwijzende houding aan
tegenover het onderzoek en de onderzoeksresultaten. Het is ondenkbaar,
gezien de vele vragen die er bestaan bij de ex-pupillen van de
Kinderstichtingen, dat JMW erop staat dat elk vervolgonderzoek door haar
zelf uitgevoerd zal worden. Een onderzoek uitgevoerd door de betrokkenen
zelf kan nooit tot geaccepteerde resultaten leiden. Het zou ook
eenunicum zijn in een vrije, democratische gemeenschap dat een publiek
instituut zoals het Joods Maatschappelijk Werk zich zou willen inmengen
in wetenschappelijk onderzoek.
Het is betreurenswaardig dat de directie en het bestuur van het huidige
JMW, die totaal niet verantwoordelijk zijn en niet verantwoordelijk
gehouden kunnen worden voor de gebeurtenissen in stichtingen van meer
dan 40 jaar geleden, financiële belangen voor objectieve
historische geschiedenis stellen. Het is bekend dat vertegenwoordigers
van de wezenstichtingen een onafhankelijk onderzoek wensen.
Vooraanstaande Nederlandse historici hebben ook gepleit voor een
onafhankelijk onderzoek.
De mededeling van JMW dat vrijwel alle financiële stukken uit de
dossiers zijn vernietigd kan geen reden zijn om de zaak niet verder en
uitgebreider te onderzoeken. Tenslotte waren ook de Liro-documenten
vernietigd en toch is gebleken dat de Nederlandse overheid en
Nederlandse financiële instituten in het jaar 2000 nog altijd gelden
beheerden die toebehoorden aan Joodse sjoa-slachtoffers.
Het huidige bestuur en de directie van het JMW doen enorm veel goed werk
en hun integriteit staat niet ter discussie. De gevoelens zoals deze tot
uiting worden gebracht door de honderden weeskinderen die zich
aangesloten hebben bij de petitie aan de JMW voor een onafhankelijk
wetenschappelijk (voornamelijk forensisch) onderzoek, zijn eveneens te
goeder trouw.
Hierbij roep ik JMW, de weeskinderen en hun organisaties op om zo snel
mogelijk tot een overeenkomst te komen, zodat deze nog altijd open zaak
ten ruste gelegd kan worden.
Het is mijn overtuiging dat de velen van ons die de verschrikkingen van
de sjoa hebben meegemaakt deze kwestie nog opgelost willen zien
gedurende hun leven. We hebben nu een unieke mogelijkheid voor
samenwerking tussen de eerste, tweede en derde generatie van
oorlogsslachtoffers. Laten we deze kans niet missen.
Copyright: Roet, Avraham
|