Back to Home Page
NRC-Handelsblad
www.nrc.nl - vrijdag 8 april 2005
 
Nieuws & achtergronden

Het geval Malewitsj
door Karel Berkhout
CS; Pg. 18

Met uitzondering van de SP en Amsterdam Anders/De Groenen zwijgen de politieke partijen in Amsterdam over de Malevitsj-kwestie: veertig van de vijfenveertig raadsleden weigeren antwoord te geven op de vraag of veertien werken van Malevitsj in het Stedelijk Museum moeten worden teruggegeven aan de erfgenamen van de Russische schilder.

Op zichzelf is dat heel verstandig van het stadsbestuur, want 'de zaak is onder de rechter' zoals dat heet. De nabestaanden van Malevitsj voeren een rechtszaak tegen de gemeente Amsterdam om de schilderijen terug te krijgen - en een Amerikaanse rechter heeft vorige week bepaald dat ze daar voorlopig mee mogen doorgaan. Elke uitspraak van een politicus kan de juridische positie van Amsterdam verzwakken en dus de kans vergroten dat het Stedelijk de kostbare kunstwerken kwijtraakt.

Een halve eeuw geleden kocht Willem Sandberg, indertijd directeur van het Stedelijk Museum, namens de gemeente Amsterdam de werken van Malevitsj van een Duitse architect, Hugo Haering. Ook in de jaren vijftig bestonden al twijfels of Haering wel het recht had de schilderijen te verkopen. De zaak was extra ingewikkeld doordat de nabestaanden van Malevitsj, de rechthebbenden, in de toenmalige Sovjet-Unie onbereikbaar waren, achter het IJzeren Gordijn.

De aankoop was onrechtmatig, vinden de erfgenamen van Malevitsj nu. De koop was rechtmatig, vindt de gemeente Amsterdam, want Sandberg had voldoende grond om aan te nemen dat Haering de werken mocht verkopen. De erven-Malevitsj begonnen enkele jaren terug met een rechtszaak. Niet in Nederland, waar de zaak inmiddels is verjaard, maar in de Verenigde Staten, waar de juridische aanknopingspunten mogelijk groter zijn.

De gemeenteraad heeft de achtereenvolgende wethouders van Cultuur gesteund in hun aanpak in de Malevitsj-zaak. Men oordeelt dat de koper te goeder trouw was en hoe dan ook, de zaak is nu verjaard.

Dit formalisme doet denken aan een heel andere kwestie, die van de joodse tegoeden. Toen nabestaanden van joodse oorlogsslachtoffers aanklopten bij verzekeraars, banken, beurs en overheid voor de bezittingen van hun voorouders, stuitten zij op een vergelijkbare formeel-juridische opstelling: de zaken waren te goeder trouw verworven en zo niet dan was het allemaal verjaard. Uiteindelijk is deze kwestie met een schikking afgehandeld, nadat de overheid en de bedrijven oog kregen voor de 'bijzondere omstandigheden' van de joodse bevolking na de oorlog.

Amsterdam had na de eerste melding van de erven-Malevitsj zelf uitgebreid onderzoek kunnen (laten) doen. Net als in de kwestie van de joodse tegoeden waren er 'bijzondere omstandigheden' genoeg. De nabestaanden van Malevitsj zaten bijvoorbeeld tot eind jaren tachtig machteloos opgesloten in de Sovjet-Unie, zodat ze de zaak wel moesten laten verjaren.

In plaats daarvan heeft Amsterdam de zaak laten bekijken door juristen, met een rechtszaak als voorlopige uitkomst. De politici laten daarmee het oordeel over aan de rechter. Dat is laf. De Amsterdamse bestuurders kunnen alsnog een eigen onderzoek beginnen. Dat verzwakt mogelijk de juridische positie van Amsterdam, maar het vergroot wel het morele aanzien van de stad.

copyright! © 2005 PCM Uitgevers B.V.
NRC Handelsblad

top