Section: Amsterdam; pg. 7
Hulp banken bij roof nazi's
AMSTERDAM - Omgerekend naar de huidige geldwaarde hebben de nazi's Nederlandse joden beroofd van ten minste veertien miljard gulden aan geld en goederen. De Amsterdamsche Bank - een van de voorlopers van ABN Amro - maar ook andere financiële instellingen speelden hierbij een bedenkelijke rol, aldus de historicus dr. G. Aalders.
Aalders, medewerker van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (Niod), deed ruim negen jaar onderzoek naar de diefstallen in de oorlog en publiceert zijn bevindingen in het boek Roof, de ontvreemding van joods bezit tijdens de Tweede Wereldoorlog, dat vandaag uitkomt.
Hij vindt het noemen van exacte bedragen moeilijk vanwege de subjectieve waarde van kunst. "Anders ligt dat bij edelmetalen, goederen en valuta, maar ook daarbij wordt het beeld danig vertroebeld door in- en deflatie, re- en devaluatie, politieke en economische omstandigheden, subjectieve indelingscategorieën en niet te vergeten de tijdsfactor," zegt Aalders.
De Amsterdamsche Bank hielp de Duitsers waarschijnlijk voor tientallen miljoenen guldens diamanten doorsluizen naar Berlijn. Waar het grootste deel daarvan na de oorlog is gebleven, is nooit opgehelderd. Aalders noemt ook de Incasso-Bank, de Nederlandsche Handel-Maatschappij, de Rotterdamsche Bank, de Twentsche Bank en de Nederlandsche Middenstandsbank.
Hoewel het volgens Aalders 'ontegenzeggelijk de joodse bevolkingsgroep is die, materieel en immaterieel, het meest van de oorlog te lijden heeft gehad', troffen de meeste 'roofverordeningen' alle Nederlandse burgers. Ze werden uitgevoerd door de bank Lippmann, Rosenthal & Co. (Liro), die volgens Aalders de bijnaam 'roofbank' dan ook heeft verdiend.
Mensen die vermogen anders dan via de Liro-bank kwijtraakten, bleken na de oorlog echter vaak nog verder van huis. "Het pijnlijke is dat degenen die hun bezittingen volgens de verordeningen van de bezetter via de Liro-bank hadden ingeleverd, de meeste kans maakten op restitutie of een vorm van rechtsherstel. Zij bezaten daarvan een schriftelijk bewijs, in tegenstelling tot hen die geld en goederen bij medeburgers in bewaring hadden gegeven."
Aalders laakt de rol van Nederlanders en financiële instellingen bij het te gelde maken van het gestolen goed. "Het veelgebruikte argument dat bezittingen dan tenminste in Nederland bleven en na de afloop van de oorlog relatief gemakkelijk te recupereren zouden zijn, was in de meeste gevallen dubieus."
Copyright: Het Parool
|